D’eerste sneeuw


Opeens waren z’er
d’allereerste vlokjes sneeuw
eentje en nog eentje en nog eentje
aarzelend
dwarrelend dwalend dansend
vallend wild ongecontroleerd
kris kras door elkaar
dan méér en méér
zwaarder dikker
ontelbaar
hun vrije val niet te stoppen
onherroepelijk onvermijdbaar
resoluut recht naar beneden.
De zwarte kraaien merels
onrustig zoekend beschutting
stil ineengedoken in kale bomen.
Kleinzoon, vijftien maand kijkt zijn ogen uit
ogen groot
wenkbrauwen diep gefronst
alles zo onvatbaar onbegrijpbaar
witte poes op ‘t groene gras
zwarte kraaien merels zwalpend zigzaggend
hoog in de lucht
niks nieuws onder de zon
maar dit?
Groen dat wordt wit wit wit
bomen daken straten banken ‘t speelgoedhuisje
wit wit wit niks dan wit

de wonderen nog lang niet de wereld uit.


23 28 eerste sneeuw