Gedachtenis nonkel Richard
Beste Herman, Willy, Etienne, Monique, familie, vrienden, aanwezigen.
Samen aan tafel, aan tafel zonder vader, schoonvader, grootvader, overgrootvader, zonder nonkel Richard het is zo raar, het doet zo’n pijn.
Nog voel ik de koude rillingen op mijn rug toen ik hoorde dat nonkel Richard gestorven was, ook al wisten we dat het onvermijdelijk komen ging. Afscheid nemen van, het is een zwaar gebeuren.
Het afscheid in de kerk, de kerk van Nederhasselt, ook al was het door omstandigheden niet zijn vertrouwde parochiekerk, was mooi, ontroerend, gaf troost. De gebeden, het gezang, de teksten van de kinderen, de kleinkinderen, het ontroerde. Ook het samen zijn op het kerkhof te Outer, het gaf troost. Het kerkhof waar er zovelen De Vuysten liggen, zovele nonkels, tantes. Waar ook onze grootouders liggen, peter en meter, Philemon De Vuyst en Maria van Laere.
Ik zag de sterke familieband want zovelen gingen snel nog eens langs het graf om vader, moeder, nonkel, tante, echtgenoot… te groeten, in gedachten een kort woordje te wisselen. Zovele familieleden, afstammelingen De Vuyst, weg.
Ons hart bloedt. De dood kwetst, slaat wonden. Wonden moet je verzorgen anders gaan ze etteren, ontsteken en dat doet nog méér pijn. Laat ons dan nog even stil zijn en denken aan nonkel Richard. Samen aan hem denken, dat is zalf op die wonde, dat is de wonde verzorgen. Dat is iets dat we samen zullen doen, moeten doen. Daarvoor zijn we inderdaad familie, familie in goede en kwade dagen. Zijn we vrienden, kennissen. Elkaar troosten, steunen, herinneringen ophalen. Vooral herinneringen aan zijn leven, zijn werk, zijn verhalen, zijn blijheid.
Nonkel Richard, de jongste van een groot gezin. Steeds moet ik nadenken, even tellen hoeveel zussen mijn moeder nu eigenlijk had, vijf, maar slechts twee broers, dat was gemakkelijk te onthouden. Nonkel Petrus en nonkel Richard. De oudste en de jongste, de eerstgeborene en de laatst geborene. De oudste, nonkel Petrus, de grootste letterlijk, de serieuste en dan de kleinste ook letterlijk, nonkel Richard, de vrolijkste, de meest optimistische. Beiden konden heel goed vertellen, elk op hun eigen specifieke wijze, maar nogmaals de verhalen van Nonkel Richard, vooral deze gingen over de oorlog waren het boeiendst, het meest fascinerend. Eigenlijk kon hij nooit zwijgen.
Niet alleen als kind kon ik er bijna letterlijk met open mond naar luisteren, maar ook later. Verhalen die ook aantoonden hoe sterk die wereld van toen op die vijftig, zestig, ja zeventig jaar totaal veranderde. Oorlog, de arme tijd van toen, wij kunnen het ons niet voorstellen.
Ik herinner me hem ook als een rasechte boer, fier op zijn boerderij, zijn koeien, zijn velden. En ook, en dat was bijna even belangrijk hij was een echte duivenmelker, in hart en ziel en nieren. Zo mooi die duif op zijn doodsbrief. De duif, ne blauwe geschelpte, ik heb er niet zoveel verstand van, wakend over hem, alsof ze hem beschermen wil, meevliegen wil, altijd bij hem zijn. Zijn duiven, de trots van zijn bestaan. Zo fier op de vele prijzen die hij heeft gewonnen. Ik hoorde dat hij drie maal koning was, keizer dus. Zo goed was hij in het duivenmelken: een échte krak.
Maar wat ik me nog vooral herinner van Nonkel Richard was zijn zorg en bekommernis voor ons tante Yvonne. Tante Yvonne die veel en lang sukkelde met haar gezondheid. De tijden zijn veranderd en het is een spreuk van lang geleden, echt iets uit wat men nu zou noemen de oude tijd, maar o zo van toepassing: “Daar alleen kan liefde wonen daar alleen is het leven zoet waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet ”. Dat was wat ik daar voelde, iedere keer als ik daar als kind en ook later bezoek op was. Gelukkige kinderen (4), kleinkinderen (7), achterkleinkinderen (11), die daar mogen opgroeien. En fier mag hij zijn op zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen. Achterkleinkinderen die zelf al jongvolwassenen zijn, groot zijn. Je moet het maar presteren, geluk hebben om al zo een groot achterkleinkind te hebben dat het op je begrafenis voor jou een loflied aanheft…Het was prachtig, ontroerend, lief, mooi gedaan.
Terzijde, maar als ik denk dat ik zopas nog eens grootmoe ben geworden, een derde kleinzoon Willem genoemd, als ik het geluk zou hebben om het mee te maken dat zijn zoon of dochter, dus mijn achterkleinkind, iets zou voorlezen op mijn begrafenis, ja dan moet ik nog laat ons schatten, nog ongeveer 50 jaar leven, dus 120 worden…
Terug naar de realiteit: zeven jaar geleden stierf tante Yvonne. Nonkel hield zich sterk maar de tijd velt zelfs de sterkste boom. Kreeg hij in het rusthuis bijna letterlijk van ‘s morgens tot ‘s avonds bezoek van zijn kinderen, kleinkinderen, familie, vrienden, toch werd hij elke dag wat meer moe, wat minder vrolijk. De verhalen werden korter, de dagen langer.
Nonkel Richard, de honderd heb je niet mogen halen, maar dat belet niet dat je een dikke, een dikke super proficiat verdient met je zevenennegentig. Je hebt het goed gedaan, een voorbeeld voor ons allen. Iemand om fier op te zijn, om nooit te vergeten. De strijd is gestreden, de oogst is binnengehaald. En jouw oogst was overvloedig en wel verdiend. Rust nu. Het ga u goed ginder, ergens en misschien ja, tot weerziens, eens, ooit.
Samen aan tafel, aan tafel zonder vader, schoonvader, grootvader, overgrootvader, zonder nonkel Richard het is zo raar, het doet zo’n pijn.
Nog voel ik de koude rillingen op mijn rug toen ik hoorde dat nonkel Richard gestorven was, ook al wisten we dat het onvermijdelijk komen ging. Afscheid nemen van, het is een zwaar gebeuren.
Het afscheid in de kerk, de kerk van Nederhasselt, ook al was het door omstandigheden niet zijn vertrouwde parochiekerk, was mooi, ontroerend, gaf troost. De gebeden, het gezang, de teksten van de kinderen, de kleinkinderen, het ontroerde. Ook het samen zijn op het kerkhof te Outer, het gaf troost. Het kerkhof waar er zovelen De Vuysten liggen, zovele nonkels, tantes. Waar ook onze grootouders liggen, peter en meter, Philemon De Vuyst en Maria van Laere.
Ik zag de sterke familieband want zovelen gingen snel nog eens langs het graf om vader, moeder, nonkel, tante, echtgenoot… te groeten, in gedachten een kort woordje te wisselen. Zovele familieleden, afstammelingen De Vuyst, weg.
Ons hart bloedt. De dood kwetst, slaat wonden. Wonden moet je verzorgen anders gaan ze etteren, ontsteken en dat doet nog méér pijn. Laat ons dan nog even stil zijn en denken aan nonkel Richard. Samen aan hem denken, dat is zalf op die wonde, dat is de wonde verzorgen. Dat is iets dat we samen zullen doen, moeten doen. Daarvoor zijn we inderdaad familie, familie in goede en kwade dagen. Zijn we vrienden, kennissen. Elkaar troosten, steunen, herinneringen ophalen. Vooral herinneringen aan zijn leven, zijn werk, zijn verhalen, zijn blijheid.
Nonkel Richard, de jongste van een groot gezin. Steeds moet ik nadenken, even tellen hoeveel zussen mijn moeder nu eigenlijk had, vijf, maar slechts twee broers, dat was gemakkelijk te onthouden. Nonkel Petrus en nonkel Richard. De oudste en de jongste, de eerstgeborene en de laatst geborene. De oudste, nonkel Petrus, de grootste letterlijk, de serieuste en dan de kleinste ook letterlijk, nonkel Richard, de vrolijkste, de meest optimistische. Beiden konden heel goed vertellen, elk op hun eigen specifieke wijze, maar nogmaals de verhalen van Nonkel Richard, vooral deze gingen over de oorlog waren het boeiendst, het meest fascinerend. Eigenlijk kon hij nooit zwijgen.
Niet alleen als kind kon ik er bijna letterlijk met open mond naar luisteren, maar ook later. Verhalen die ook aantoonden hoe sterk die wereld van toen op die vijftig, zestig, ja zeventig jaar totaal veranderde. Oorlog, de arme tijd van toen, wij kunnen het ons niet voorstellen.
Ik herinner me hem ook als een rasechte boer, fier op zijn boerderij, zijn koeien, zijn velden. En ook, en dat was bijna even belangrijk hij was een echte duivenmelker, in hart en ziel en nieren. Zo mooi die duif op zijn doodsbrief. De duif, ne blauwe geschelpte, ik heb er niet zoveel verstand van, wakend over hem, alsof ze hem beschermen wil, meevliegen wil, altijd bij hem zijn. Zijn duiven, de trots van zijn bestaan. Zo fier op de vele prijzen die hij heeft gewonnen. Ik hoorde dat hij drie maal koning was, keizer dus. Zo goed was hij in het duivenmelken: een échte krak.
Maar wat ik me nog vooral herinner van Nonkel Richard was zijn zorg en bekommernis voor ons tante Yvonne. Tante Yvonne die veel en lang sukkelde met haar gezondheid. De tijden zijn veranderd en het is een spreuk van lang geleden, echt iets uit wat men nu zou noemen de oude tijd, maar o zo van toepassing: “Daar alleen kan liefde wonen daar alleen is het leven zoet waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet ”. Dat was wat ik daar voelde, iedere keer als ik daar als kind en ook later bezoek op was. Gelukkige kinderen (4), kleinkinderen (7), achterkleinkinderen (11), die daar mogen opgroeien. En fier mag hij zijn op zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen. Achterkleinkinderen die zelf al jongvolwassenen zijn, groot zijn. Je moet het maar presteren, geluk hebben om al zo een groot achterkleinkind te hebben dat het op je begrafenis voor jou een loflied aanheft…Het was prachtig, ontroerend, lief, mooi gedaan.
Terzijde, maar als ik denk dat ik zopas nog eens grootmoe ben geworden, een derde kleinzoon Willem genoemd, als ik het geluk zou hebben om het mee te maken dat zijn zoon of dochter, dus mijn achterkleinkind, iets zou voorlezen op mijn begrafenis, ja dan moet ik nog laat ons schatten, nog ongeveer 50 jaar leven, dus 120 worden…
Terug naar de realiteit: zeven jaar geleden stierf tante Yvonne. Nonkel hield zich sterk maar de tijd velt zelfs de sterkste boom. Kreeg hij in het rusthuis bijna letterlijk van ‘s morgens tot ‘s avonds bezoek van zijn kinderen, kleinkinderen, familie, vrienden, toch werd hij elke dag wat meer moe, wat minder vrolijk. De verhalen werden korter, de dagen langer.
Nonkel Richard, de honderd heb je niet mogen halen, maar dat belet niet dat je een dikke, een dikke super proficiat verdient met je zevenennegentig. Je hebt het goed gedaan, een voorbeeld voor ons allen. Iemand om fier op te zijn, om nooit te vergeten. De strijd is gestreden, de oogst is binnengehaald. En jouw oogst was overvloedig en wel verdiend. Rust nu. Het ga u goed ginder, ergens en misschien ja, tot weerziens, eens, ooit.
Outer, Ninove, 19 januari 2018