Gedachtenis Joséphine Van Laer *
Gebed voor het eten.
Zo ver zijn we dan. Hier zijn we dan. Samen aan tafel. Een tafel zonder haar. Een tafel zonder moeder, zonder Joséphine, zonder meter, zonder tante Joséphine, nicht of hoe elk van ons haar ook bij naam noemde.
Joséphine, de naam haar gegeven 94 jaar geleden, een naam die wij zovele keren hebben gezegd, een naam zoals men zegt ”geschreven in de palm van Gods hand”.
O ja, we weten het, of we willen het soms niet weten maar eens, ergens zullen mensen samen komen zoals nu, ergens aan een tafel zonder ons. Wat zover af leek is nu plots werkelijkheid, realiteit. Zij is er niet meer, zal er nooit meer zijn. Zal nooit meer in haar zetel aan het raam zitten, kijkend naar de mensen op straat, de mensen in de winkel aan de overkant. Zij zal nooit meer de deur opendoen, kaartjes schrijven, koekjes ophalen, 1001 dingen doen. Haar plaats is leeg en zal leeg blijven.
En daarom is het goed dat we hier nog even samen zijn, nog even stil worden. Alle drukte, kopen, rennen vergeten en enkel nog denken aan haar. Onze herinneringen aan haar bovenhalen, denken hoe ze was, haar stem, haar manier van spreken, kijken, lachen, dingen doen.
Ze zal blij zijn, ze zal het goed vinden. Ze zal ons zeggen: huil maar eens goed, wees maar eens kwaad en wanhopig en opstandig. Maar niet teveel. Je mag niet verdrinken in je verdriet. Als je nog iets wilt doen voor mij, een allerlaatste iets, wel wees dan straks weer wat blijer, blijf verder leven, vechten, voortdoen. Echt het leven gaat verder, zal verder gaan ook zonder mij en wees gerust, het zal gaan. Kijk, zal ze zeggen de tafel is gedekt met brood en spijs en drank. Denk aan de keren dat je bij mij aan tafels zat, dat wij samen waren. Ik ben er nog altijd, diep in je hart, je verstand, je geest. Dat zal ons Josephine zeggen.
Ja en ik durf in naam van ons hier allemaal te samen zeggen: “Lieve tante Joséphine, dank u wel, dank voor al wat je voor ons deed, omdat je zo in de weer bent geweest voor ons, omdat je deed wat je kon, wat in je aard, je karakter, je mogelijkheden lag. Want ja naar alle waarschijnlijkheid zijn wij niet altijd lieve engeltjes geweest. Het was goed bij jou, in jouw huis.”
Lieve tante Joséphine, je was een van mijn lievelingstantes, een waar ik ooit heb mogen logeren toen broer William werd geboren. Ik hoop zo vurig, samen met ons allemaal, dat jij niet alleen zult zijn aan die andere kant waar wij niet kunnen komen. Wat hoop ik diep, intens dat engelen bestaan die jou opvangen zoals koesterende moeders en vaders doen met hun pasgeboren kinderen. Wat hoop ik dat zij jou naar het land zullen dragen van onze mensendromen, dat daar dan die anderen zijn die ons zijn voorafgegaan, al onze geliefden, al onze dierbaren.
Wat hoop ik vurig dat jij daar wordt bemind, dat jij daar rust zult vinden, geluk, licht en liefde, een stralend nieuw begin. Hopen is al wat wij kunnen.
Joséphine, de naam haar gegeven 94 jaar geleden, een naam die wij zovele keren hebben gezegd, een naam zoals men zegt ”geschreven in de palm van Gods hand”.
O ja, we weten het, of we willen het soms niet weten maar eens, ergens zullen mensen samen komen zoals nu, ergens aan een tafel zonder ons. Wat zover af leek is nu plots werkelijkheid, realiteit. Zij is er niet meer, zal er nooit meer zijn. Zal nooit meer in haar zetel aan het raam zitten, kijkend naar de mensen op straat, de mensen in de winkel aan de overkant. Zij zal nooit meer de deur opendoen, kaartjes schrijven, koekjes ophalen, 1001 dingen doen. Haar plaats is leeg en zal leeg blijven.
En daarom is het goed dat we hier nog even samen zijn, nog even stil worden. Alle drukte, kopen, rennen vergeten en enkel nog denken aan haar. Onze herinneringen aan haar bovenhalen, denken hoe ze was, haar stem, haar manier van spreken, kijken, lachen, dingen doen.
Ze zal blij zijn, ze zal het goed vinden. Ze zal ons zeggen: huil maar eens goed, wees maar eens kwaad en wanhopig en opstandig. Maar niet teveel. Je mag niet verdrinken in je verdriet. Als je nog iets wilt doen voor mij, een allerlaatste iets, wel wees dan straks weer wat blijer, blijf verder leven, vechten, voortdoen. Echt het leven gaat verder, zal verder gaan ook zonder mij en wees gerust, het zal gaan. Kijk, zal ze zeggen de tafel is gedekt met brood en spijs en drank. Denk aan de keren dat je bij mij aan tafels zat, dat wij samen waren. Ik ben er nog altijd, diep in je hart, je verstand, je geest. Dat zal ons Josephine zeggen.
Ja en ik durf in naam van ons hier allemaal te samen zeggen: “Lieve tante Joséphine, dank u wel, dank voor al wat je voor ons deed, omdat je zo in de weer bent geweest voor ons, omdat je deed wat je kon, wat in je aard, je karakter, je mogelijkheden lag. Want ja naar alle waarschijnlijkheid zijn wij niet altijd lieve engeltjes geweest. Het was goed bij jou, in jouw huis.”
Lieve tante Joséphine, je was een van mijn lievelingstantes, een waar ik ooit heb mogen logeren toen broer William werd geboren. Ik hoop zo vurig, samen met ons allemaal, dat jij niet alleen zult zijn aan die andere kant waar wij niet kunnen komen. Wat hoop ik diep, intens dat engelen bestaan die jou opvangen zoals koesterende moeders en vaders doen met hun pasgeboren kinderen. Wat hoop ik dat zij jou naar het land zullen dragen van onze mensendromen, dat daar dan die anderen zijn die ons zijn voorafgegaan, al onze geliefden, al onze dierbaren.
Wat hoop ik vurig dat jij daar wordt bemind, dat jij daar rust zult vinden, geluk, licht en liefde, een stralend nieuw begin. Hopen is al wat wij kunnen.
* Borchtlombeek 12/04/1907 – Ninove 14/01/2002